Maarten van Ooijen: ‘Met dat machtskleed aan voelde ik mij nog nooit zo machteloos’

Onderstaande tekst is een transcriptie van de bijdrage van Maarten van Ooijen tijdens onze Inspiratiewebinar 3 oktober 2024 in aanloop naar de Micha Zondag. Je kunt de bijdrage ook beluisteren als podcast.

Wie is eigenlijk de baas in Nederland? Dat is best een actuele vraag. Is dat Geert Wilders? Omdat hij de grootste is geworden bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Is dat de Minister-President? Wie er dan ook zit op welk moment dan ook. Is hij de baas van Nederland? Is het de Tweede Kamer? Want immers, wij hebben mensen gekozen in de Tweede Kamer en zij zijn toch het machtigste orgaan. Is het de Koning misschien? Want ja, die hebben we ook nog ergens in Nederland. Wie is eigenlijk de baas in Nederland?

Nou, wees voorzichtig zou ik zeggen, of eigenlijk, rustig aan. Ik wil u niet college gaan geven over hoe onze rechtsstaat in elkaar zit of allerlei ingewikkelde theorieën over hoe de macht eigenlijk verdeeld is. Laat ik het wat dichter bij huis houden: wie is eigenlijk de baas in ons huis? Dat is een vraag die mijn zoon me geregeld stelt. Ik heb een zoontje van vijf en die vraag stelt hij vooral, moet ik bekennen, als hij iets niet mag, wat hij wel heel graag wil. Of iets wel wil doen, wat wij eigenlijk willen dat hij niet doet. Kortom, wie is eigenlijk de baas in mijn eigen huis? Op zo’n moment probeer ik hem er altijd van te overtuigen dat wij dat zijn. Maar eerlijk gezegd, als ik soms in het huis kijk en zie hoe het er aan toe gaat, dan ben ik zelf ook niet helemaal overtuigd van het feit dat wij eigenlijk de baas zijn.

Wie is er eigenlijk de baas? Een vraag die kinderen stellen, die we onszelf stellen, die we ook zo naar God stellen: bent U eigenlijk wel de baas? Kijk eens naar al het leed in de wereld, wat doet U daar eigenlijk aan? Bent u eigenlijk wel echt de baas? Ja dan komen we misschien wel dichter bij de vraag die erachter ligt of zoals we bij van die prachtige avonden zeggen: de vraag achter de vraag. Dat is namelijk niet de vraag wie nou toevallig de baas is en hoe diegene heet, hoe zij heet. Nee, dat is eigenlijk een andere vraag namelijk, wie heeft hier eigenlijk touwtjes in handen? Wie beslist er nu eigenlijk wat er moet gebeuren? Wat er wel gaat gebeuren en wat er niet gaat gebeuren? Wat we vanavond wel eten of wat we niet eten? Wie beslist dat eigenlijk? Wie heeft hier eigenlijk de touwtjes in handen? Of de vraag: wie heeft er eigenlijk de macht in handen?

Ik zei, ik ga je niet vermoeien met een filosofie over het staatsrecht, maar laat ik het gewoon maar persoonlijk houden bij mezelf. Toen ik staatssecretaris was in het vorige kabinet, ja toen had ik ook macht in handen gekregen. Of zoals we dat soms ook wel eens zeggen: het was eigenlijk een soort machtskleed dat om je heen wordt gehangen. Waarin je bijvoorbeeld besluit of je een motie wel of niet kan uitvoeren. Een enorme grote verantwoordelijkheid. Of je een wet wel of niet naar de Tweede Kamer stuurt. Een grote verantwoordelijkheid. Ja, dan voel je dat je macht in handen hebt. En als u mij nu vraagt: hoe was dat? Dan moet ik u bekennen dat ik er eigenlijk nooit echt van genoten heb.

‘Ja, dan voel je dat je macht in handen hebt. En als u mij nu vraagt: hoe was dat? Dan moet ik u bekennen dat ik er eigenlijk nooit echt van genoten heb.’

En waarom? Er zijn veel mensen die denken, als ik nou de macht zou hebben om dit te doen of dat te doen, dan kon ik eindelijk datgene doen wat ik zo graag wilde. Dan kon ik eindelijk dat veranderen wat ik al zo lang op mijn hart had. Waarom? Ik wil het u graag toelichten op basis van een voorbeeld. Ik was onder andere verantwoordelijk, dat weet u misschien, voor de jeugdzorg in Nederland. En tijdens één van die jaren van mijn werk in het kabinet was ik op bezoek bij jongeren die zelf te maken hadden gehad met jeugdzorg. Die hun ervaringen wilden delen maar die soms ook nog gewoon middenin de shit zaten. Mensen die inderdaad soms veel te lang op een wachtlijst hadden gestaan en daardoor niet de zorg hadden gekregen die ze wel nodig hadden. Jongeren die suïcidaal waren, maar inderdaad door allerlei ellende in de zorg maar niet de hulp hadden gekregen die ze wel nodig hadden. Met die jongeren ging ik in gesprek over hun ervaringen over jeugdzorg. Ja inderdaad, met dat machtskleed aan. Daar zit de staatssecretaris, hij zou het kunnen veranderen. Tenminste, dat dachten deze jongeren.

En ik weet nog goed hoe helemaal aan het einde van die bijeenkomst er een jonge dame naar me toe kwam, een jonge vrouw. En die zei: voordat u weggaat wil ik u nog één ding vragen, dat is het volgende. Ik heb nog steeds niet de hulp die ik nodig heb. Nog steeds niet is er een plek voor mij, die ik nu nodig heb. Het gaat niet goed met mij. Wat kunt u eraan doen dat ik die hulp wel krijg? De goede hulp nu of in ieder geval morgen. En met dat machtskleed aan voelde ik me nog nooit zo machteloos.

‘Met dat machtskleed aan voelde ik me nog nooit zo machteloos.’

Want de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik tegen haar moest zeggen: ik ga me voor jou inzetten. Kon ik maar beloven dat jij morgen die goede hulp zal krijgen, maar ik kan het niet beloven. Met dat machtskleed aan voelde ik me nog nooit zo machteloos. Dat je op het moment dat het echt nodig is niet de hulp kan bieden die wel nodig is. Dat het onrecht letterlijk voor je ogen zich voltrekt, maar met al de macht die je gegeven is, je nog steeds niet dát kan veranderen wat er wel moet gebeuren.

Dat is mijn ervaring. En misschien denkt u, dat het misschien in Den Haag zo werkt. Dat is misschien ver weg, iets wat ik niet zo zie in mijn eigen situatie. Maar misschien komen we toch wel veel dichter bij elkaar. Want macht die je gegeven wordt, dat komt eigenlijk ons veel vaker toe. Dat zien we eigenlijk veel vaker gebeuren. Ik weet niet, misschien zit er toevallig wel iemand te kijken die diaken is, en die beslist of iemand met een hulpvraag wel of niet geld krijgt om die ene rekening te betalen. Dat is macht, die je gegeven is. Macht om te beslissen, doen wij het wel of doen we het niet. En ja natuurlijk, dat doe je altijd met anderen en nooit alleen, tenminste dat hoop ik. Dat was bij mij ook. En tegelijkertijd, het is macht die je gegeven is.

Of misschien denkt u, ik zit helemaal niet in de politiek en ik zit ook niet in de kerk of in de kerkenraad. Misschien bent u dan wel, ik noem maar wat, maatje van iemand die zijn schulden heeft en die een schuldhulpmaatje nodig heeft om de boel een beetje op orde te krijgen. Ja, ook dan heeft u een stukje macht in handen gekregen over de portemonnee van die persoon.

We krijgen heel vaak een stukje macht in handen. En ik denk eigenlijk ook dat we in heel veel van die situaties we allemaal ook iets van die machteloosheid ervaren. In het geval van die diaken kan ik me maar zo voorstellen dat je soms heel graag iets wel wilt doen, maar toch niet de middelen hebt om het te kunnen betalen. Dat je heel graag misschien meer goede doelen zou willen steunen maar het geld niet hebt om dit te kunnen doen. Dat je als schuldhulpmaatje heel duidelijk ziet dat die rekening echt betaald moet worden maar je eigenlijk geen idee hebt van welk geld. Dan is je macht gegeven en dan voel je die machteloosheid daar zo dichtbij.

Het lijkt wel of macht op één of andere manier zichtbaar maakt dat er ook machteloosheid is. En hoe meer macht, misschien wel des te groter dat gevoel. Dat je soms het ijzer niet kan breken, terwijl je handen niets liever willen dan dat.

En dan komen we op de laatste vraag. En die laatste vraag is: Wat heeft er dan het laatste woord? Is dat nou de macht of is dat de machteloosheid? Ik denk: allebei niet. En dat is misschien een beetje gek om te horen van een politicus. ik denk het allebei niet. Toen ik dit verhaal voorbereidde, moest ik denken aan die woorden van Jezus. Toen zijn discipelen ruzie maakten over wie eigenlijk de machtigste was. Toen zei hij: ‘Weet je wie de machtigste is? Degene die dient. Die jullie allemaal dient. Die is de machtigste.’ Ik denk dat als macht en machteloosheid wegvallen dan blijft er iets anders over. Dat is niet wat er in je handen zit, maar dat is wat er in je hart leeft. Dat is liefde. Als alles wegvalt, dan blijft er één ding over: liefde.

‘Het lijkt wel of macht op één of andere manier zichtbaar maakt dat er ook machteloosheid is. En hoe meer macht, misschien wel des te groter dat gevoel. Dat je soms het ijzer niet kan breken, terwijl je handen niets liever willen dan dat.’

Ik moet denken aan het prachtige boek van Henri Nouwen waarin hij vertelt over een zwaar gehandicapte jongen, die zelf niet de gelegenheid had om te eten. Niet de gelegenheid had om te communiceren, of althans nauwelijks. In ieder geval niet te praten. Niet de gelegenheid had om verantwoordelijkheid te nemen. Niet de gelegenheid had om al die dingen te doen waarvan wij telkens zeggen dat ze zo belangrijk zijn. Hij had niet de armen om dingen te veranderen. Hij had niet de benen om iets in beweging te zetten. Hij had niet de hersenen om dingen aan te pakken of te analyseren. Maar Henri Nouwen zegt dan, hij had één ding wel: liefde te geven. En hij gaf zoveel liefde dat hij daarmee eigenlijk het toonbeeld werd van liefde. Zelfs het toonbeeld van hoe Jezus is. Als macht wegvalt en machteloosheid wegvalt, dan blijft misschien maar één ding over: liefde. Liefhebben.

Dus als mijn zoontje nou binnenkort weer vraagt, wie is eigenlijk de baas in dit huis? Dan ga ik tegen hem zeggen, en dan zal hij misschien een beetje mij glazig aankijken – dat is degene die het meeste liefheeft in dit huis. Ik denk niet dat hij er heel veel van begrijpt, maar misschien gaat het lichtje wel een keer aan. En als u nou vraagt, wie heeft eigenlijk de macht in het land? Wie de meeste liefde heeft. Doet u mee?

‘Als macht wegvalt en machteloosheid wegvalt, dan blijft misschien maar één ding over: liefde.’

Kijkersvraag: Welke rol speelt barmhartigheid voor jou en/of in de politiek? Is het steeds vaker the winner takes it all en wordt het kiezen voor de losers in plaats van de winnaars. Wat kunnen de mensen van de kerk hiermee doen?

Antwoord: Mij bekruipt soms wel het gevoel dat barmhartigheid geen winnaar is in een verkiezingscampagne. Hoe prettig het misschien ook zou zijn, maar op één of andere manier is dat toch niet echt het geval. je wint de verkiezingen lijkt het vooral met dingen over de woningmarkt roepen, over de gezondheidszorg, over migratie. Maar als je wil opkomen voor de meest kwetsbaren, en misschien wel vooral wereldwijd, dan lijkt dat nou niet echt meteen tot applaus te leiden bij het electoraat. Ik hoop natuurlijk van harte dat dat bij jullie anders is, maar dat is toch wel, als ik heel breed kijk, het gevoel. Tegelijkertijd zet ik er ook iets hoopvols naast. Ik heb heel breed in de politiek gezien, ook bij heel veel verschillende politieke partijen en politieke kleuren, dat eigenlijk heel veel mensen in de politiek die diepe waarden, dat diepe fundament van barmhartigheid, ook in zich dragen. En zelfs ook mensen waarvan je het soms niet zou verwachten. En dan hoor je soms weer één of ander politiek gekrakeel en dan denk je, hè maar wij spraken pas nog op de gang zus of zo. Is dit nou waar of is dat nu waar? Daar kom je nooit helemaal uit. Maar het geeft me een klein beetje hoop, dat er heel diep onder al die politieke chaos en rumoer en heel veel gekrakeel, er altijd nog een stukje menselijkheid zit en daar hou ik me in ieder geval heel vaak aan vast.

Vraag: Je hebt het over liefde als een weg door macht en onmacht. Heb je wel eens dat geprobeerd ook, om maar de tactiek van de liefde toe te passen, als je er niet kwam met macht of onmacht?

Antwoord: Nee, het is nooit een tactiek, dat is denk ik het bijzondere van liefde. Dat voorbeeld gaf ik natuurlijk niet voor niets, dat voorbeeld van het boek van Henri Nouwen. Dat voorbeeld vind ik zo machtig. En dan bedoel ik ook machtig, want het is de macht van de liefde waar we het over hebben. Kijk, ik denk niet dat je het kan afdwingen. Maar ik heb heel vaak gehad, en ik heb een voorbeeld genoemd, maar ik heb meermaals de situatie gehad waarin ik dacht: kon ik dit maar oplossen. En dan realiseerde ik me, ik kan nu niks anders doen, dan in ieder geval jou diep in de ogen aankijken, zodat je weet, degene die voor me zit, dat ik echt niets anders had gewild dan dat ik het voor jou had opgelost. En dat voelt dan soms zo cheesy. Het voelt zo niksig. Ik heb het ook een keer gehad bij een vader die naar me toe kwam en die de situatie van zijn dochter vertelde, die met een diepe eetstoornis zat, en op een wachtlijst stond. Die vader zei: los het op! Natuurlijk ga je dan aan de slag en ga je kijken wat je kan doen. Dan ga je achter de schermen iets proberen. Maar tegelijkertijd, kon ik het maar oplossen. En het enige wat ik toen altijd dacht is het enige wat ik nu in ieder geval kan laten zien, is dat het me menens is. Maar niet dat ik beloof het op te lossen.

Kijkersvraag: Hoe zit het met de macht van het individu en van de kerk als het gaat om het bestrijden van onrecht?

Antwoord: Het mooie is eigenlijk dat we dus op bepaalde manieren allemaal iets te geven hebben, zelfs als we denken dat we niets te geven hebben. En dat is een kracht die niet van ons wegvalt. Zelfs als je denkt, wat heb ik dan te geven? Ik kan helemaal niks, geeneens een kast in elkaar zetten. Zelfs dan, zit er iemand te wachten op wat jij te bieden en te geven hebt.

En dat mooie perspectief, dat we allemaal mensen zijn die geven, en ook allemaal mensen zijn die ontvangen, dat mag ons ook bemoedigen. We hoeven niet hopeloos te zijn. Er zijn heel veel mensen, blijkt ook uit onderzoek, die zich afvragen: waar leef ik eigenlijk voor? 50 procent van de mensen, beschreef het Sociaal-Cultureel Planbureau onlangs, die zeggen, ik weet niet waar ik voor leef, ik weet niet waar ik het voor doe. Dan zou ik zeggen, omdat je iets te geven hebt, en omdat je iets te ontvangen hebt. Dat maakt ons mens. En dat heeft dus voor iedereen voor ons wat in zich, omdat we mens zijn.

Gerelateerd