Judith Koop: ‘Je kunt je niet thuis voelen in een maatschappij die de deur voor je dichthoudt’

Judith Koop

In gesprek me Judith Koop over inburgering en integratie

Hoe realistisch en menselijk is het inburgeringsproces eigenlijk geregeld in ons land? En doen wij als christenen wel voldoende om verbinding met asielzoekers tot stand te brengen?
Als voormalige inburgeringsconsulent in Deventer en vanuit haar scriptie over verbinding als onderdeel van integratie, heeft Judith Koop een heldere visie op het thema ontwikkeld.

Die visie, die sterk verbonden is aan haar geloof, draagt ze met passie uit. Lees er meer over in dit openhartige, persoonlijke interview.

Geschreven door Luisa Kop.

Hart voor onrecht

Judiths dagen zijn goed gevuld: bij de gemeente Deventer werkt ze als adviseur public affairs, ze is bestuurslid bij PerspectieF (de jongerenorganisatie van de Christen Unie) en voorzitter bij de Christen Unie in Enschede. Daarnaast rondt ze ook haar scriptie nog even af. Hoewel ze aangeeft geen expert te zijn op het gebied van integratie, heeft ze intussen wel haar ideeën over het thema gevormd. Maar hoe is die passie eigenlijk ontstaan?

Judith Koop

‘Ik heb altijd al een hart gehad voor maatschappelijk onrecht en mensen die niet voor zichzelf kunnen spreken. In 2019 kwam ik in aanraking met politieke thema’s, waardoor ik na mijn commerciële bachelor ben begonnen aan de master European Studies. Ik miste een stukje zingeving in mijn commerciële stage en vond die wel in mijn politieke betrokkenheid.’ 

Een administratieve baan bij de gemeente Deventer bracht haar uiteindelijk bij een functie als inburgeringsconsulent. Dat was het begin van haar groeiende politieke betrokkenheid. Hoewel ze via die verschillende omstandigheden en consequenties als vanzelf in haar huidige positie is gerold, voelt het voor Judith op een bepaalde manier ook logisch. ‘Het klinkt een beetje stichtelijk, maar het zijn allemaal dominosteentjes die in een bepaalde richting zijn gevallen. Ik zie daar ook wel de hand van God in.’

Inburgeringsbeleid kan beter

Judith schreef vorig jaar een artikel voor het Nederlands Dagblad, waarin ze haar kritiek uit op het huidige inburgeringsproces en haar eigen ideeën op tafel legt aangaande het onderwerp.

‘Het inburgeringsbeleid vraagt heel veel van de nieuwkomer. We vergeten dat we daarin ook als samenleving een rol hebben. Al onze verwachtingen zijn op hén gericht, niet op onszelf. Terwijl juist die contacten met anderen zo belangrijk zijn om je thuis te voelen: je kunt je niet thuis voelen in een maatschappij die de deur voor je dichthoudt.’

Het integratieproces zit nu niet ideaal in elkaar, vindt Judith. ‘Mensen komen aan in Ter Apel. Je doet een aanvraag voor een verblijfsvergunning en hebt een aantal gesprekken. Intussen ga je naar een Asielzoekerscentrum, of eerst vaak naar een paar noodopvangen. Vervolgens kan het wel twee of drie jaar duren voor je duidelijkheid krijgt over je eventuele verblijfsvergunning. Daarna kan je doorstromen naar een huis en wordt de gemeente verantwoordelijk voor je inburgeringsproces.’

Een asielzoeker heeft er dus al best een tijd op zitten voor hij mag beginnen met inburgeren, en dat is volgens Judith ongunstig. Het lijkt haar veel beter dat mensen vanaf dag één al zouden beginnen, júist omdat ze nog in een verwerkingsproces zitten na het vluchten. Om te kunnen landen is het nodig te weten waar je je bevindt.

‘Ik ben van mening dat je inburgering start vanaf het moment dat je je verblijfsvergunning hebt, maar het integreren begint vanaf je aankomst in Nederland. Als jij bijvoorbeeld in een ander land gaat wonen, begint jouw integratieproces al vóór je daar aankomt.’

De buurt betrekken

Volgens Judith is het niet nodig dat je vluchtelingen bij je thuis opvangt, maar moet er wel gewerkt worden aan de verbinding tussen asielzoekers en de mensen die in de desbetreffende stad wonen. ‘Onbekend maakt onbemind. Je ziet vaak dat op de plekken waar eerst veel weerstand is voor de komst van een AZC, daar een paar jaar later juist weerstand is omdat het AZC weer weg moet. Het is een verrijking van je leven als je nieuwe mensen ontmoet en ze een kans geeft.’

Men heeft het vaak over het feit dat de nieuwkomer zich moet “aanpassen” aan onze cultuur. Een nieuw land moet je leren kennen, maar Judith benadrukt ook dat dat land je daar de kans voor moet geven. Hoe zouden wij daar zelf aan bij kunnen dragen?

Judith noemt initiatieven zoals The Houses of Joy, huiskamers waar vluchtelingen even weg kunnen van het azc en gezelligheid en pastorale zorg kunnen vinden. Ze stelt voor te kijken naar vrijwilligersorganisaties, sportclubs, kerken of andere religieuze huizen.

‘Hoe leer jij nieuwe mensen kennen als je in een nieuwe stad komt te wonen? Ik zou ervoor pleiten dat díe instanties vanuit gemeentelijk beleid mee worden genomen in het opvangvraagstuk en alles eromheen.’

Bijdragen als kerk

‘Als kerkgemeente kun je sowieso steun bieden aan de asielzoekers die jouw kerk bezoeken. Wat hebben ze nodig? Ga met ze in gesprek of neem contact op met vrijwilligersinstanties. Als kerk hoef je niet zelf het wiel uit te vinden; je kunt aansluiten bij bestaande initiatieven.’

Judith moedigt kerken ook aan om de kerkdeuren open te houden, en niet alleen op zondag. ‘Je kunt ook zelf langsgaan en kijken of je bijvoorbeeld fietslessen kunt regelen. Misschien moeten er wel dingen gerepareerd worden, of hebben kinderen geen vervoer om naar school te gaan. Zo kun je van alles betekenen: maak het lekker praktisch.’

Judith is opgegroeid in een christelijk gezin, maar zegt wel eens moeite te hebben met de houding van de kerk ten opzichte van de rest van de samenleving. Wat haar betreft mag de kerk best wat meer maatschappelijk betrokken  zijn. ‘Ik ervaar vanuit de Bijbel en het geloof de opdracht om om te zien naar de naaste. Niet alleen met onze ogen, maar ook met onze handen.’ Vanuit die visie is het duidelijk dat Judith de asielzoeker als een broeder of zuster ziet, even geliefd door God als ieder ander.

‘Ik geloof dat God ieder mens gelijk geschapen heeft en dat in Gods ogen ieder mens waardevol is. Ik ben niet méér waard omdat ik toevallig niet heb hoeven vluchten. Ik geloof dat je tot bloei mag komen waar je gezaaid bent, maar dat je dat niet alleen voor jezelf doet; je mag ook andere mensen helpen tot bloei te komen.’

Gerelateerd